Imke Gilsing belande op haar 34ste onverwacht in een psychose. Ze werd tien dagen zonder medicatie in een isoleercel gezet. Ze schreef een boek over haar mensonterende ervaringen in de GGZ. Hieronder lees je een stuk uit haar boek, waarin ze ingaat op hoe haar jeugd onbewust de opmaat vormde van wat later zou komen.
Van alle mensen die in mijn mobiele telefoon staan, bellen ze uitgerekend hem. Ineens is hij daar, mijn vader. Ik heb hem een halfjaar niet gezien. Hij knuffelt me, dat doen we nooit. Het is een houterige knuffel. Mijn vader en ik zijn als dag en nacht: zijn glas is halfleeg, het mijne halfvol; hij ziet de lasten, ik de lusten; hij houdt van nieuw, ik van tweedehands; hij van vogels in een kooitje, ik zie ze graag vliegen; ik van reizen, volgens hem is nergens iets te zien; hij van schaduw, ik van licht.
Toen ik jong was had hij twee gezichten. Voor de buitenwereld was hij joviaal, betrokken en enthousiast. Hij voetbalde in de dorpsploeg, hield fanatiek kanaries bij Vogelvereniging De Goudvink, was lid van een kaartclub en zette zich in voor de gemeenschap. Thuis bulderde hij ontevreden door het huis en schoot door het minste of geringste uit zijn slof. Thuis was hij één brok negatieve energie en agressie. Ik heb lang geleden onder hoe hij was als vader. Lees verder “‘Thuis was een plek waar je liever niet wilde zijn’”