Rol en kennis van de professional bij het verbreken van een destructieve relatie

Als cliënten in de gaten beginnen te krijgen dat de relatie die ze bijvoorbeeld met hun ouder of partner hebben destructief is, wil dat nog niet zeggen dat ze ook onmiddellijk de destructieve relatie kunnen of willen verbreken. Impulsief weggaan of ‘no-contact’ gaan kan de cliënt in grote problemen brengen (financieel bijvoorbeeld), zeer onwenselijke consequenties hebben (als ze bij de dader weggaan, kunnen ze bijvoorbeeld het gezag over de kinderen daardoor kwijtraken) of zelfs gevaarlijk zijn (fysiek geweld, stalking of erger). Indien de cliënt weg wil uit een destructieve relatie, moet hij of zij zich emotioneel en praktisch voorbereiden op een soms moeilijke en complexe weg.

Iris Koops besteedt in haar tweede boek “Je leven in eigen hand” uitgebreid aandacht aan het verbreken van de relatie met een destructieve partner (hoofdstuk 5) of met een destructieve ouder (hoofdstuk 4), of als dit niet gaat het contact te minimaliseren. In de betreffende paragrafen ‑ zie de inhoudsopgave van het boek ‑ staan alle tips, risico’s en ervaringen die bij dit proces horen.

De moeite die het de cliënt kost om de destructieve relatie te verbreken of weg te gaan uit een destructieve (werk)omgeving heeft grofweg twee kanten: een emotioneel-psychische en een meer fysiek-materiele kant. Beide zijn essentieel voor het begrip en inzicht dat een professional moet hebben om een cliënt in deze situatie afdoende te kunnen behandelen of ondersteunen en worden hieronder toegelicht.

Emotioneel en psychisch
Cliënten zijn als slachtoffer gaan geloven dat alles aan hen ligt. Schuld en schaamtegevoelens drukken al jaren zeer zwaar op het slachtoffer, verlammen hen en verhinderen het nemen van actie. Dit kan zeer hardnekkig zijn: slachtoffers zijn immers vaak jarenlang actief bewerkt, van hun zelfvertrouwen en identiteit is in die zin soms weinig meer over. Ze kunnen in verschillende gradaties last hebben van het Stockholmsyndroom of van traumabonding. Dat juist degene waarvan ze het meest houden en waar ze het meest van afhankelijk zijn, hen mishandelt, dat ze zich niet veilig voelen daar waar ze zich het meest veilig zouden moeten voelen (thuis, bij de partner of ouder waar ze van houden) is een bijna niet te bevatten gegeven voor veel slachtoffers.
Bovenstaande is gekoppeld aan jarenlange manipulatie en de mentale verwarring en chaos die dat met zich mee brengt. Slachtoffers twijfelen er vaak aan of wat ze doen goed is of niet, of ze nog wel op hun eigen oordeel kunnen varen. Ze zijn vooral aan het overleven in een onveilige situatie en dit vergt al hun energie. Ze zijn vaak geïsoleerd geraakt en hebben geen netwerk meer of hulpbronnen waardoor ze alleen nog de werkelijkheid van de pleger zien en niet meer die van zichzelf of anderen. En het zet zich allemaal ook vast in hun lichaam (zie ook de veel voorkomende stressklachten op de pagina Symptomen van emotionele en psychische mishandeling). Cliënten leggen soms een jarenlang en vaak grillig pad af voordat ze de kracht, inzicht en energie hebben om de moeilijke stappen te zetten richting het verbreken of het effectief beperken en reguleren van het contact.
Materieel en fysiek
In een situatie van partnergeweld, is het verbreken van een relatie met de destructieve ander soms (zeer) gevaarlijk, met name als er kinderen in het spel zijn. Daders hebben immers vaak een grote mate van daadwerkelijk fysiek, juridisch en materieel overwicht. Dat wreekt zich bij een relatiebreuk: dat zijn namelijk exact de momenten waarvan bekend is dat het kan leiden tot geweld, in uiterst geval grof fysiek of zelfs dodelijk geweld. En dat weten slachtoffers. De rechtstaat beschermt slachtoffers hierin niet altijd afdoende: bij een tijdelijk huisverbod komt de pleger na een aantal weken of maanden weer terug. Een contactverbod wordt vaak te weinig gehandhaafd en is daarmee gemakkelijk te omzeilen. Blijf van mijn Lijfhuizen hebben soms wachtlijsten. Zelfs na een gevangenisstraf van de dader zijn slachtoffers niet veilig, ook dan komt de pleger immers terug, inclusief een omgangsregeling met de kinderen. Ook dat weten slachtoffers maar al te goed. Daarom is de vraag ‘waarom ga je niet gewoon weg?’ eigenlijk naïef, en ook zeer pijnlijk voor slachtoffers. Slachtoffers hebben concrete steun en een goed plan nodig, eentje dat alle facetten raakt van het weggaan. Iris Koops geeft in de genoemde stukken in haar tweede boek hiervoor een goede basis.
Plegers kunnen de financiën onder volledige controle hebben, waardoor slachtoffers niet weten of ze na een breuk ook op eigen benen kunnen staan. Plegers kunnen juridisch wraak nemen (door er een vechtscheiding van te maken of door te frauderen), (cyber)stalking komt vaak voor, ze kunnen de omgeving en de kinderen zodanig isoleren en ook beïnvloeden dat er sprake is van ouderverstoting of een grote verwijdering van de eigen vrienden, collega’s en familie. De mogelijkheden die een pleger heeft om de cliënt het leven moeilijk te maken zijn vaak groter dan de mogelijkheden van het slachtoffer om zichzelf effectief te beschermen.
Niet alleen in een situatie van huiselijk geweld, maar ook in een onveilige werksituatie komen er talloze dilemma’s en problemen kijken bij het loskomen uit deze destructieve omgeving. Zomaar ontslag nemen lost niet altijd het probleem op: stalking, schulden of juridische procedures kunnen een rol spelen. Het losmaken uit een destructieve relatie of omgeving is geen eenduidige ‘stap’, maar een complex en moeizaam proces, waarbij emotionele steun en een praktisch plan onontbeerlijk is.