Professionals die de toxische dynamiek van een psychisch gewelddadige relatie beter willen leren begrijpen en herkennen attenderen wij graag op deze heldere blog van Benthe, die gepubliceerd werd op GGZ.nl. De blog opent met de misschien wel meest gestelde vraag aan iemand die maanden, jaren of soms decennia lang heeft vastgezeten in een toxische relatie ‘Waarom ging je niet weg’.
In dit stuk worden niet alleen bestaande misvattingen bloot gelegd, maar wordt ook helder wordt omschreven hoe complex en ongrijpbaar psychisch geweld daadwerkelijk is…
‘Waarom ging je niet weg?’
Het is misschien wel de meest gestelde vraag wanneer iemand vertelt over de destructieve, vaak gewelddadige relatie waarin hij of zij maanden, jaren, soms decennia lang heeft gezeten.
Waarom stellen mensen deze vraag? Waarom ging ik inderdaad niet eerder weg? Het heeft er volgens mij alles mee te maken dat veel mensen – inclusief ikzelf, voordat het me overkwam – niet weten hoe huiselijk geweld er werkelijk uit ziet.
Een verkeerd beeld van huiselijk geweld
Wat is huiselijk geweld? Ik denk dat ik die vraag jaren geleden in alle onwetendheid zou hebben beantwoord met: ‘als een man zijn vrouw slaat’. Het was oprecht het beeld dat ik had van huiselijk geweld. Een vrouw die in een uit de hand gelopen ruzie plots door haar man in het gezicht wordt geslagen en er een flink blauw oog aan overhoudt. Ik weet niet waarom dit mijn beeld was. Ik had het misschien zo gelezen in boeken? Ik had het misschien zo gezien op tv?
Het was in ieder geval een veel te simplistisch beeld: een beeld dat uitgaat van een plotselinge fysieke geweldsuitbarsting, een beeld dat geen rekening houdt met een geleidelijke aanloop, een beeld dat geen rekening houdt met psychische terreur, een beeld dat ook ten onrechte automatisch de vrouw als slachtoffer en de man als pleger ziet.
Het was een beeld met tekortkomingen. Het bleek vooral een beeld dat mij jarenlang in de weg heeft gestaan aan het kunnen doorzien van mijn eigen dagelijkse realiteit.
Love bombing
Ik heb mijn man via via leren kennen. Hij was 12 jaar ouder dan ik, had een vlotte babbel en lag goed bij de vrouwen. Hij was voor mij – toen als jong meisje – behoorlijk interessant. Ik was weg van hem. We kregen een relatie en hij stelde me voor aan zijn vrienden als ‘zijn droomvrouw’. Hij was verzorgend en romantisch. Hij kookte voor me, stak kaarsjes aan, schreef lieve briefjes en bracht me zelfs wel eens ontbijt op bed. Hij was er voor me als ik hem nodig had en hij was beschermend. Ik had me nog nooit zo bijzonder en geliefd gevoeld.
‘Je valt tegen’
Hij wilde na een paar maanden al samenwonen. Ik vond dat snel, maar trok toch bij hem in. We deden leuke dingen, maar al gauw kwamen er scheurtjes en brak een periode aan van aanwijzingen en kritiek. Ik moest andere kleren aantrekken, minder make-up dragen, minder hard lachen om grapjes van zijn vrienden en kennissen niet meer begroeten met drie kussen. Hij zei dat hij mijn lichaam niet mooi vond en dat mijn tanden niet wit genoeg waren. Het huishouden deed ik ook niet naar wens. Een paar maanden later gaf hij zelf de samenvatting: ‘je valt tegen’.
Doe eens wat harder je best
Ik voelde me onzeker en tegelijkertijd verantwoordelijk voor het beeld dat hij van mij had gekregen. De man die me zo hoog had zitten, die zo hoog over me had opgegeven, die zo gek op mij was, had ik weten teleur te stellen. Ik was een tegenvaller. Ik was zo vreselijk verdrietig en tegelijkertijd zo verliefd op hem, dat ik er alles aan deed om zijn beeld van mij te herstellen. Ik keek in de spiegel. Ik had een goed figuur en normale witte tanden, dus die kritiek kon ik eigenlijk niet helemaal plaatsen. Ik begon wel te denken dat mijn gedrag inderdaad misschien anders kon, dat ik wat meer rekening met hem mocht houden, dat drie kussen geven aan kennissen ook niet leuk was voor hem, dat ik ook wat beter mocht leren strijken. Ik deed mijn best om aan zijn verwachtingen te voldoen. De lat lag hoog, maar als een braaf hondje dat sprong, wist ik die lat wel te raken. Gelukkig. Ik kon weer even ontspannen. Ik had het goed gedaan.
De lat bleef echter nooit lang op dezelfde hoogte steken. Het moment dat ik de lat weer had aangetikt, werd deze meteen weer door hem omhoog gelift. En nog wat hoger. En nog wat hoger. Ik deed mijn uiterste best, maar het was nooit goed genoeg. Ik had links het gat nog niet gedicht of ik had rechts alweer een steek laten vallen. Ik had een continu gevoel van falen.
Er waren in de tussentijd ook goede perioden, maar een gevoel van verantwoordelijkheid en opperste paraatheid was onder mijn huid gaan zitten en trok ook niet meer weg. En hij zorgde er wel voor dat ik daarin ook niet kon ontspannen. De verwachtingen waren hoog. De consequenties bij falen waren voor mij ondraaglijk. De verbinding was dan weg, ik stelde niks meer voor, ik zou dat tot in den treure horen of ik zou worden genegeerd. Het enige wat ik wilde, was dat vermijden en me ‘samen’ met hem voelen. De goede fases die zich tussendoor aandienden, waren voor mij het bewijs dat het toch mogelijk was om het samen goed te hebben. Als ik maar niet voor problemen zorgde. Maar ik moest er steeds harder voor werken om dat verwijt niet te krijgen.
Grenzen verleggen
Het was een relatie met twee kanten: aan de ene kant op eieren lopen, aan de andere kant leuke dingen doen, samen een leven opbouwen, trouwen en een gezin stichten. Het moment dat we een baby’tje verwachtten, werd hij nog kritischer en ging hij grenzen verleggen om mij te conditioneren. Ik vermoed een gevoel van ‘ze gaat nu toch niet meer bij me weg’. Het ging van kritiek en aanwijzingen naar soms uitschelden, naar veel uitschelden, naar heel veel uitschelden. ‘Kutwijf.’ ‘Hoer.’ Ik kon wel tegen hem zeggen dat ik dat niet fijn vond, maar dan deed hij het juist. Het was net als in de auto: als ik zei dat ik ‘dat liedje op de radio geweldig vond’, switchte hij meteen naar een andere zender, en als ik zei dat ik ‘dat liedje op de radio vreselijk vond’, dan zette hij het volume extra hard. Ik maakte het erger door aan te geven wat ik fijn en niet fijn vond. Ik overleefde beter door er niks meer van te zeggen. Ik had bovendien de verantwoordelijkheid voor een baby’tje om de boel gesust te houden. Ik slikte en zweeg.
Er kwam – over een lange periode – heel, heel geleidelijk wat fysiek geweld bij kijken. Er kwam eens een duw, wat getrek, me aan mijn haren trekken of me klemzetten tegen de muur. Nee, allemaal niet fijn, maar ik werd niet geslagen, toch? En ik was misschien ook te lang doorgegaan met praten of discussiëren. Voor een duw of een trek ga je toch niet weg? ‘Overal is iets’, hield ik mezelf voor. Ik werd een kei in relativeren en focussen op het goede. Ik werd er zo goed in dat ik de negatieve kanten van onze relatie kon ontkennen. Aan het oppervlak dan. Want ergens diep van binnen wist ik toch wel dat het niet klopte.
Geen ontkennen meer aan
De balans tussen goede en slechte momenten raakte verder en verder zoek. Het geweld nam toe, zowel psychisch als verbaal als fysiek. Waar vroeger een hele discussie nodig was voor een kleine geweldsuitbarsting, was nu het geven van mijn mening al voldoende voor fors fysiek geweld. Nee, nog steeds niet in mijn gezicht geslagen, maar wel geknepen, geslagen op mijn armen, tegen de muur gebonkt, naar de grond gewerkt, eten over me heen gegooid. Ik mocht niet huilen van hem. Ik mocht er ook niet over praten. Ik kreeg alleen de dagen erna van hem terug ‘dat het mijn schuld was’ of ‘dat ik het me verkeerde herinnerde’ of ‘dat het niet was gebeurd’. Ik twijfelde. Vaak. Zelfs ondanks de blauwe plekken. ‘Ben ik nou gek aan het worden? Ik verzin dit toch niet?’. Soms dacht ik het. Soms sprak ik het uit. Maar ook dat maakte de situatie erger. ‘Je bent zo labiel als wat. Je bent overgevoelig. Het is tijd dat je hulp gaat zoeken’, was dan zijn advies.
Het laatste half jaar van onze relatie ben ik me er pas bewust van geworden dat ik slachtoffer was van huiselijk geweld. Ik werd er door mijn huisarts op gewezen. En hoewel ik er al jaren in zat, was ik echt in shock van deze conclusie. ‘Maar ik ben nog nooit in mijn gezicht geslagen’, was wat ik zei. ‘Ik ben intelligent en hoogopgeleid’, was wat ik dacht. Alsof dat er ook maar iets mee te maken had.
Ik begon informatie te vergaren en stuitte daarbij op de website van stichting Het Verdwenen Zelf. Alles dat ik daar las riep zoveel herkenning bij me op. Alles begon op zijn plek te vallen. De informatie die ik daar vond hielp me beseffen waar ik in verzeild was geraakt. En hielp me ook voet bij stuk te houden als mijn ex me waar eens aan het twijfelen wilde brengen. Ik was niet gek, het lag niet aan mij.
De schaamte was te groot om het aan iemand te vertellen. De angst voor alle adviezen ook, want ‘je moet bij hem weg’ was iets wat ik kon verwachten, maar waarvan ik nog niet eraan toe was om het te horen. Ik wist ook wel dat ik weg moest. Maar ik kon het nog niet. Ik was er niet klaar voor om de sprong te wagen. Ik was niet klaar voor alle ellende die dan komen ging. Ik was er niet klaar voor om ons kindje met gescheiden ouders te laten opgroeien. Ik was er nog niet van overtuigd dat ik niet het probleem was.
Ik trok me terug en nam me voor niets te doen wat ook maar iets van een geweldsuitbarsting zou kunnen triggeren: niet teveel mijn mening geven, niet te lang doorpraten, niet meediscussiëren. En toch hield het niet op. Het geweld nam niet af. Het werd alleen maar erger. Ik heb uiteindelijk nog ‘maar’ een paar forse fysieke geweldsincidenten nodig gehad om me te kunnen realiseren dat geen enkel woord, geluid of houding van mijn kant het tij had kunnen keren. Ik was niet het probleem. En toen was ik er klaar voor om te vertrekken: in eerste instantie nog niet eens voor mezelf, maar voor ons kindje van toen 8 maanden oud dat ik zo niet wilde laten opgroeien.
Waarom ik niet wegging
De buitenstaanders horen vaak alleen van het laatste incident. Ik hoor mensen vaker zeggen: “als mijn partner mij één keer zou slaan, zou ik weg zijn”. Ja, ik misschien ook, als ik nog helder van geest was, als mijn kompas nog naar behoren had gefunctioneerd, als ik niet gedesoriënteerd was geraakt, als ik mentaal gezien nog dicht bij mezelf stond, als die klap ‘out of the blue’ zou komen, als die klap geen verdere voorgeschiedenis zou kennen. Maar zo werkt huiselijk geweld (vaak) niet.
Dus..
Waarom ging ik niet weg?
Omdat ik met een verkeerd beeld van huiselijk geweld rondliep. Omdat ik me lange tijd geen slachtoffer van huiselijk geweld voelde. Omdat geweld er zo geleidelijk insluipt. Omdat die ‘shock’ van een vuistslag in het gezicht niet komt. Omdat er heel, heel veel psychische mishandeling aan voorafgaat. Omdat ik was gaan twijfelen aan mijn eigen realiteit. Omdat ik geloofde dat het mijn schuld was. Omdat de relatie niet alleen maar kommer en kwel was. Omdat ik mijn gezin bij elkaar wilde houden. Omdat ik bang was voor het gat waar ik in zou moeten springen. Omdat het abnormale normaal was geworden.
Het is voor het eerst dat ik over mijn verleden schrijf. Ik schrijf dit blog omdat ik het belangrijk vind dat zo veel mogelijk mensen zich realiseren hoe huiselijk geweld er uit ziet. Ik hoop dat mensen die dit overkomt of overkomen is, een stukje erkenning en herkenning vinden in mijn verhaal. Slachtoffers die meer informatie over psychisch geweld zoeken verwijs ik graag door naar verdwenenzelf.org. In het oerwoud van informatie is hier wat mij betreft de juíste informatie te vinden. Naast de website zijn de boeken van Iris Koops heel behulpzaam en Het Verdwenen Zelf heeft een netwerk van 30 gespecialiseerde professionals opgebouwd, zodat ze slachtoffers aan een passende therapeut kunnen koppelen. Ik hoop ook dat buitenstaanders zich ervan bewust worden hoe huiselijk geweld eruit ziet zodat ze hier beter op kunnen anticiperen en reageren. Ik hoop dat professionals de dynamiek van huiselijk geweld beter kunnen doorzien en niet alleen focussen op het tastbare, zichtbare, fysieke geweld, maar vooral ook oog gaan hebben voor het onzichtbare leed, psychisch geweld, dwingende controle en intieme terreur. Het Verdwenen Zelf biedt ook voor hen gerichte informatie en trainingen.
Huiselijk geweld is namelijk niet alleen die vuistslag in je gezicht.
Liefs,
Benthe