Dit is een gastcolumn van Petra Witjes.
Petra is voormalig topturnster en klokkenluider van misstanden en grensoverschrijdend gedrag in het turnen. Ze heeft ongeveer tien jaar (inter)nationale topsport beoefend, totdat grensoverschrijdend gedrag en blessures haar plezier in de sport volledig hebben ontnomen. In 2006 meldde ze zich bij de bond en NOC*NSF over wat er gaande was achter gesloten deuren, in 2009 sprak zij zich uit in de media. Het afgelopen jaar heeft zij zich bijna dagelijks ingezet om de misstanden in de turnsport (weer) boven tafel te krijgen. Ze deelt hieronder een aantal van haar ervaringen en observaties.
“Maar wat heb je dan precies meegemaakt?” is een vraag die mij en andere oud-topturnsters heel vaak gesteld wordt. Begrijpelijk, want wat er zich in de turnhallen afspeelde is ook bizar. Voor velen van ons is dat moeilijk onder woorden te brengen, want als jonge kinderen werd ons geleerd dat wij het probleem waren. Desalniettemin streed ik al van kinds af aan tegen het destructieve, narcistische regime van mijn trainer en sprak ik mij naarmate ik ouder werd, er wél over uit. Met alle gevolgen van dien, zoals je hieronder kan lezen.
Vaak kreeg ik te horen: “Maar dat hoort bij topsport”. Een pijnlijke uitspraak, want heeft een kind in de topsport andere kinderrechten? Topsport is hard en de grens wordt opgezocht, hard werken en pijn horen erbij. Maar psychische en fysieke mishandeling, verwaarlozing, dwingende controle, isolatie, bedreigingen, intimidatie en het wegnemen van de zelfstandigheid horen niet in de sport, net zomin als dat niet thuishoort in gezinnen, relaties of op het werk.
“Maar waarom stopte je niet gewoon dan, als het zo erg was?” is ook een opmerking die we vaak te horen krijgen. Net zoals met slachtoffers van huiselijk geweld, stap je niet zomaar uit een relatie waar je veel tijd en liefde in gestoken hebt. Al helemaal niet als er ook nog eens gedreigd wordt. Je voelt je gevangen en als je eruit stapt ben je ook de leuke momenten, inclusief je sociale netwerk, je turnmaatjes, kwijt. Dus dan neem je alle nare dingen maar voor lief, in de hoop dat er weer een leukere periode nadert. Daarbij, in welke onbekende wereld kom je terecht als je eruit stapt? De vergelijking met een sekte kan hier zeker gemaakt worden.
Dynamiek en problematiek
De angst voor het onbekende en de loyaliteit tegenover mijn trainer, turnvriendinnen en de liefde voor de sport waren voortdurend aanwezig. Ook al werd er flink over de schreef gegaan, als kind ging ik uit van de goede bedoelingen van mijn trainer. Toen ik een aantal maanden geleden de documentaire ‘De kinderen van Ruinerwold’ keek, herkende ik mij direct in hun situatie als het over angst en loyaliteit gaat. Evenals de Netflix documentaire ‘Athlete A’, waar ook veel overeenkomsten zijn met hoe er binnen en buiten de turnhal met ons om werd gegaan.
Vanaf mijn vroege tienerjaren werd ik steeds mondiger, wat nog meer strijd opleverde met mijn trainer. Ik vertelde anderen wel eens iets (minimaal) over hoe het er in de turnhal aan toe ging, maar werd gelijk afgestraft door het afschuwelijke schuldgevoel dat ik voelde. De dagen erna zorgde ik in de trainingen ervoor dat ik van onbesproken gedrag was. ‘Zolang ik mijn mond houd en alles doe wat van mij gevraagd wordt, zal hij vast niet te weten komen dat ik hem heb verraden’, was mijn gedachte.
Graag wil ik je meenemen in een paar kort beschreven ervaringen van mij als kind in de topsport om je een inkijkje te geven in wat ik meemaakte. In de hoop dat er geleerd wordt van de dynamiek en problematiek. Bij onderstaande ervaringen was ik een tiener. Ik noem mijn toenmalige trainer ‘X’ vanwege een lopende tuchtprocedure en het feit dat hij nog steeds in de zaal mag staan.
Nee is nee
X komt bovenop mij zitten tijdens het lenigheidskwartiertje. Zoals wel vaker gebeurt. Ik zit in een spagaat onder de balk, met mijn handen omhoog vasthoudend aan de balk. Op deze manier kan ik geen tegenwicht bieden en zak ik steeds verder in de spagaat. Hij heeft de hele ochtend al een rothumeur en lijkt dat nu op mij te projecteren.
Met tranen in mijn ogen vraag ik hem te stoppen en smeek hem niet verder te gaan, maar dat doet hij toch. Hij duwt me naar beneden, nog verder in de spagaat. “Auw”, zeg ik zachtjes. Ik kan mijn tranen niet meer bedwingen. Hij duwt nog wat harder en zegt op een strenge toon: “Niet piepen, stijve hark”, en gaat met zijn knieën op mijn bovenbeen zitten zodat ik geen kant meer op kan.
Met zijn hele gewicht duwt hij mij verder. “Nee, stop, alsjeblieft”. Ik probeer een andere houding aan te nemen, zodat de pijn wat draaglijker wordt maar daar is meneer niet van gediend. “Godver, hou toch eens op te piepen” schreeuwt hij. Ik moet een extra minuut zo blijven zitten, voor straf.
Hij begint opnieuw met tellen. “Nee, nee, nee” smeek ik hem, maar ik merk dat het geen zin heeft. De pijn is zo erg dat ik het gevoel heb dat mijn spieren uit elkaar scheuren. De tranen rollen ondertussen over mijn wangen. Ik schakel mijn gevoel uit en onderga het maar. Ik heb geen keus.
Loyaliteit
Omdat het tijdens de ochtendtraining koud is in de hal, mag ik mijn t-shirt aanhouden. De training verloopt rustig, tot het humeur van X plotseling omslaat. Ik oefen wisselspagaatsprongen op de lage balk. X komt naar mij toe lopen om mij te begeleiden met de sprong. Ik zet de sprong in, X pakt mijn bovenarm erg hard vast en zet mij met een rotvaart terug op de balk, waardoor ik pijnlijk terechtkom.
“Doe eens rustig” floept er uit mijn mond. Ik kijk hem geschrokken aan, want ik weet dat ik wat verkeerds heb gedaan. “Wat zeg je? Godver-de-godver-de-godver, jij hebt ook altijd een weerwoord!” schreeuwt hij, terwijl hij mijn bovenarm stevig vastpakt. Terwijl ik gebombardeerd wordt met geschreeuw, trekt hij mij hard over de balk en schudt hij mij me door elkaar. Totdat mijn T-shirt ineens uit elkaar scheurt. Boos knipt hij met zijn vingers en wijst naar de kleedkamers. “Ga je omkleden”. Hij keert de rug naar mij toe en loopt weg.
Met tranen in mijn ogen kijk ik naar de losse flodders van mijn shirt. Mijn lievelingsshirt, dat ik had gekregen bij het Nederlands Kampioenschap. Ik stop mijn verdriet weg, want ik moet gauw naar school.
Tijdens de aardrijkskundeles krijg ik niks mee en staar voor mij uit. “Gaat het wel Peet?” hoor ik een klasgenootje naast mij vragen. Ik knik ja, maar vertel haar dat ik een ongelofelijke rottraining heb gehad. Inhoudelijk durf ik niet meer te vertellen, vanwege de loyaliteit die ik voel tegenover X. Hij zal het vast niet zo bedoeld hebben gaat er door mijn hoofd, dus ik kan niet alles vertellen. “Ik heb gewoon een klootzak als trainer” floept eruit en ineens wordt mijn keel van binnenuit dichtgeknepen. Ik krijg hartkloppingen en er bekruipt mij een benauwd gevoel.
Voor het eerst heb ik iets aan een buitenstaander verteld, wat mij ongelofelijk misselijk maakt. Bang dat X het te weten komt. Schuldgevoelens dat ik hem heb verraden. Bang voor de consequenties. Ik steek mijn vinger op in de klas en vraag of ik naar de wc mag. Op de wc barst ik in tranen uit, gevolgd door een paniekaanval.
Intimidatie
De (ongeschreven) regel was dat je maximaal twee keer per training naar de wc mocht. Toiletbezoekjes werden nogal eens gezien als verspilling van trainingsminuten. In de turnhal waren twee wc’s: één in de gang bij de kleedkamers, de ander inpandig (in de hal). Deze werd het liefst ontweken, vanwege het gebrek aan privacy. Voor de beeldvorming: als de wc-deur openging raakte die bijna de evenwichtsbalk. Elk geluidje was te horen in de zaal. Soms had ik geen keus, omdat de andere wc bezet was. Of ik werd ‘gedwongen’ op die wc te gaan, zodat er controle was.
Op de betreffende dag staat de hele training al in het teken van terreur. Voordat ik naar vloer moet, wil ik graag naar de wc. “Mag ik naar de wc?” vraag ik aan X. Ik krijg toestemming, maar krijg wel te horen dat ik moet opschieten. Ik loop naar de deur van de hal. “Oh, dus je wil onder het harde werken uit piepen hè? Hier is ook een wc”, roept hij boos. “Maar ik heb buikpijn” zeg ik. Ik hoop dat hij de hint dat ik privacy wil begrijpt. “Je gaat gewoon op deze wc, anders ga je maar niet!” Hij wijst naar de inpandige wc. Ik loop er met tegenzin naartoe, trek de deur achter mij dicht, doe mijn turnpakje uit en ga zitten. Ik hoor iemand op de balk naast de wc sprongen maken, waardoor ik me niet kan focussen.
Na een aantal minuten hoor ik geschreeuw van een afstandje aan de andere kant van de deur: “Witjes! Opschieten nu!” De voetstappen van X komen dichterbij. Ik schrik me wild. X klopt op de deur. Ik hijs mijzelf in paniek gauw in mijn turnpakje. De deurklink gaat naar beneden en de deur wordt opengetrokken. Net op tijd heb ik mijn turnpakje weer aan. Ik doe alsof ik al klaar ben en er niks aan de hand is, want ik voel me betrapt en in de war.
“Je bent godverdomme tijd aan het rekken” zegt X en hij gebaart dat ik de zaal weer in moet. Gehoorzaam loop ik de zaal weer in. De rest van de training krijg ik te horen dat ik van alles doe om onder het harde werken uit te komen. En daarbij ook nog andere meiden in hun training belemmer. Waarmee hij natuurlijk het meisje op de balk bedoelt. Vragen om nog een keer naar de wc te gaan durf ik niet. Ik train door met flinke buikpijn.
Petra Witjes deelde deze ervaringen eerder via haar eigen LinkedInpagina.