De dynamiek tussen dader en slachtoffer is complex en in samenhang met de omgeving komen er nog een aantal dimensies bij. Door het misbruik worden slachtoffers vaak emotioneel, angstig, boos, onzeker en/of verward. Slachtoffers zijn zelf vaak onwetend over de ernst en het karakter van het emotionele en psychische misbruik, en de omgeving kan vaak niet plaatsen wat er aan de hand is. Slachtoffers worden meestal als ‘overgevoelig’ en labiel gezien. De daders ogen, zeker in relatie tot het slachtoffer, juist normaal. Ze zijn uitstekend in staat om gedurende gesprekken met anderen (bijvoorbeeld professionals), redelijk en welwillend over te komen. Dit werkt emotioneel nog verder in op het slachtoffer: die wil juist laten zien wat er gebeurt, of gebeurd is. Professionals reageren vaak als redder in nood en willen een gezamenlijke oplossing. Er is echter geen gezamenlijk draagvlak. De dader wisselt vervolgens vaak van rol en het slachtoffer wordt nog onzekerder, feller of emotioneler.
Deze cyclus van niet-functionerende communicatie en effectieve misleiding kan aan de hand van de dramadriehoek verklaard worden. Het slachtoffer dat terecht ‘klaagt’ naar aanleiding van een verhulde, destructieve gebeurtenis wordt door onwetende omstanders in de dramadriehoek geplaatst in de positie van aanklager/dader. De daadwerkelijke dader wordt meteen als het slachtoffer bezien. Een slachtoffer dat vervolgens gered moet worden, dus een nietsvermoedende professional neemt dan vaak de reddersrol in. Het daadwerkelijke slachtoffer raakt alleen maar verder van huis. De dader weet ook nog eens, via bedekte manipulatie en verwarring, de afspraken telkens te torpederen of te wijzigen. Hierop is weer een gesprek nodig. Dit ontaardt echter weer in dezelfde uitkomst en gevolgen. De destructieve dynamiek binnen deze driehoek loopt alleen nog maar verder vast.
Victim blaming
“It is very tempting to take the side of the perpetrator. All the perpetrator asks is that the bystander do nothing. He appeals to the universal desire to see, hear, and speak no evil. The victim, on the contrary, asks the bystander to share the burden of pain. The victim demands action, engagement, and remembering.”
“Het is heel verleidelijk om de kant van de dader te kiezen. Het enige wat de dader vraagt is dat de omstander niets doet. Hij doet een beroep op het universele verlangen om geen kwaad te zien, te horen of te spreken. Het slachtoffer daarentegen vraagt de omstander om de last van de pijn te delen. Het slachtoffer eist actie, betrokkenheid en herinneren.”
—Judith L. Herman, traumadeskundige
De directe omgeving van het slachtoffer (vrienden, collega’s, familie) is vaak onwetend van het emotioneel en psychisch misbruik en ziet alleen de charmante buitenkant van de dader en de soms ongecontroleerde emoties en reacties van het slachtoffer. Meestal concluderen zowel de omgeving als de professional dat het slachtoffer zelf problemen heeft veroorzaakt. Het slachtoffer is al in de war door de emotionele en psychische mishandeling en is onzeker en uitgeput. Slachtoffers zijn het zelfstigma gaan geloven waar de dader aan gewerkt heeft door de cliënt telkens ‘labiel’ te noemen en ook dit gedrag op te roepen. In het ergste geval gaat zowel de cliënt zelf, de omgeving als de professional over tot victim blaming. Het slachtoffer moet naar zichzelf kijken, de ander direct vergeven of het eigen aandeel in de relatie inzien dat tot de mishandeling zou leiden. De ernst en schokkende feiten van de emotionele en psychische mishandeling zelf zijn dan echter al geheel naar de achtergrond verdwenen.
Dit reflecteert zich ook breder in de samenleving: het misbruik speelt zich immers alleen achter de voordeur of tussen twee mensen af, meestal afgeschermd van de buitenwereld. Ook wordt fysiek of seksueel misbruik ten onrechte eerder als veel ernstiger gezien dan emotionele en psychische mishandeling, mede doordat hier meestal tastbare bewijzen van zijn. Psychische en emotionele mishandeling is vrijwel niet zichtbaar. Het is doorgaans ‘he said, she said’. Hierdoor, gekoppeld aan het vriendelijke of charmante gedrag van de dader en het emotionele gedrag van het slachtoffer, twijfelen mensen aan het waarheidsgehalte van het verhaal van het slachtoffer. Dit kan zich doorvertalen in de rechtbank, bij een bemiddelingsgesprek of bij een zorgtraject als er instanties bij betrokken zijn. Ook geldt dat mensen in de omgeving van het slachtoffer, als ze wel signalen ontvangen of dingen zien, niet of nauwelijks geneigd zijn deze te melden. Als ze dit al doen is het vaak anoniem, zodat professionals geen concrete signalen krijgen.
Slachtoffers krijgen in eerste instantie vaak te horen dat ze zelf iets aan hun situatie moeten doen. Ze worden geacht harder te zijn, sterker te reageren, hun eigen grenzen beter te bewaken. Dit helpt echter niet bij daders van huiselijk geweld: sterker optreden lokt vaak juist een (forse) reactie uit. Het kan dus juist schadelijk of zelfs gevaarlijk zijn. Bovendien is het niet aan het slachtoffer om ‘beter te reageren’ maar bovenal aan de dader om zijn of haar gedrag te veranderen. Dit type daders is echter nauwelijks aanspreekbaar op het gedrag en neemt er meestal ook de verantwoordelijkheid niet voor.
Verloren in het systeem
Slachtoffers worden vaak min of meer gedwongen om met de dader in een gezamenlijk mediation- of zorgtraject te zitten, waarmee de cyclus van emotionele en psychische mishandeling vaak wordt voortgezet. Slachtoffers geven vaak aan dat binnen het blikveld van de betreffende professional de dader gewenst gedrag laat zien, maar dat als de professional de kamer verlaat de dader de emotionele en psychische mishandeling direct voortzet.
Indien slachtoffers zichzelf en hun kinderen effectief willen beschermen tegen verder misbruik, krijgen ze snel het verwijt van slecht ouderschap omdat ze de ex-partner afhouden van zichzelf en de kinderen. Ze kunnen beschuldigd worden van ouderverstoting, van ‘onverwerkte gevoelens’, van ‘onbereidwilligheid’ om mee te werken aan gezamenlijk en voor hen hertraumatiserend zorgaanbod of zelfs van het valselijk beschuldigen van de ex-partner als ze actief hun klachten en zorgen uiten over de ander richting professionals.
Doen ze echter niets, dan stellen ze zichzelf en hun kinderen bloot aan verdere traumatisering door het -verborgen- emotioneel en psychisch misbruik dat de dader pleegt. Ook dan kunnen ze beschuldigd worden van slecht ouderschap omdat ze zichzelf en de kinderen willens en wetens in gevaar brengen. Ze krijgen het verwijt van passiviteit ten aanzien van partnergeweld en kindermishandeling. Aangezien het familierecht civielrecht is en geen strafrecht en dus gericht is op de toekomst en gezamenlijkheid tussen ouders, is de kans groot dat het achterliggende huiselijk geweld niet geadresseerd zal worden door hulpverleners, mediators of rechters. Slachtoffers kunnen vervolgens geen kant uit en zitten vaak volstrekt vast in het zorgaanbod en het familierecht.
Ook binnen werkrelaties zien de meeste betrokkenen (collega’s, leidinggevenden) alleen de buitenkant: een verward en ‘labiel’ slachtoffer en een charmante dader. Vaak krijgen juist slachtoffers terug dat ze hulp nodig hebben of iets aan hun zelfvertrouwen moeten doen. Ook op het werk komen signalen vaak niet of gefragmenteerd binnen en is de eerste neiging iets met bemiddeling te doen. Bedrijfsartsen en vertrouwenspersonen kunnen meestal niet veel met meldingen of herkennen het niet afdoende, en dit geldt ook voor veel P&O’ers en managers.
Niemand vraagt om mishandeling
Het is belangrijk om te realiseren dat geen enkel slachtoffer van emotionele en psychische mishandeling ooit hierom vraagt. Hoewel de feiten niet altijd meer te achterhalen zijn (wat een reëel probleem is voor elke professional die ermee te maken krijgt), is emotionele en psychische mishandeling formeel een vorm van huiselijk geweld of kindermishandeling. Binnen een werkcontext is het in directe tegenspraak met het beleid dat organisaties voeren. Huiselijk geweld is niet voor niets strafbaar. Het betreffen ernstige zaken die serieus moeten worden genomen en onderzocht dienen te worden. Mishandeling, of het nu achter de voordeur is, in de kantoortuin of in de openbare ruimte, eenmalig of structureel is, of het vooral emotioneel of juist fysiek of seksueel is, tussen partners, collega’s of juist vreemden, vergt een morele stellingname: het slachtoffer moet beschermd worden.